Toen hij op zijn vijftiende een uitvaart meemaakte, waar van alles misging, startte voor Richard Hattink een zoektocht, én het startpunt voor zijn levenswerk. Zodra hij kon, begon hij met een bijbaan bij een uitvaartcentrum, vanuit een nieuwsgierigheid wat er achter de schermen plaatsvindt.
Inmiddels werkt hij als rouw – en uitvaartspecialist en komt hij bij jonge gezinnen thuis, waar een van de ouders terminaal ziek is. Meerdere keren per maand wordt hij geconfronteerd met de laatste levensfase van jonge ouders én leert hij van hun kinderen.
Dat er zoveel misging tijdens zijn eerste ervaring met een uitvaart was volgens Richard gelukkig een samenloop van omstandigheden. Die ervaring heeft wel iets bij hem aangewakkerd; een willen weten wat er letterlijk achter de schermen gebeurt als er iemand doodgaat. “Het stuk dat niemand kent, behalve de mensen die zich in dit werk begeven. Dan bedoel ik echt die laatste levensfase, maar ook de kwetsbaarheid van mensen die net iemand verloren hebben en hoe je je daar op een professionele manier toe verhoudt, terwijl je zelf soms ook wordt geraakt door hun verhalen.”
Naast zijn bijbaan studeerde hij aan de pabo, waardoor zijn werkgever het een goed idee leek dat hij gesprekken voerde met kinderen over wat er stond te gebeuren of wat er gebeurd was. “Dit waren zulke diepgaande gesprekken; dat is een beetje het thema in mijn levenspad geworden.” Inmiddels begeleidt Richard terminaal zieke ouders vanuit de terminale fase naar de opbouw van het gezin zonder een ouder. Al zijn aandacht gaat naar het jonge gezin en de kinderen, zodat ze alles begrijpen en kunnen doen wat er nodig is in de laatste weken of maanden die ze nog samen hebben.
“Ik begeleid 2 à 3 gezinnen per maand. Ik ben intensief bij ze betrokken. Het begint met het vangen van verhalen van de kinderen die ze al hebben over de dood en sterven om vanuit daar verder te praten. Ik kijk dan ook wat er klopt van die verhalen en wat niet, wat ontbreekt er nog. Daar zit een stukje voorbereiding en educatie bij. Ik werk toe naar het definitieve afscheid. Ik ben veel bij de gezinnen thuis en doe praktisch dingen."
"Mooi voorbeeld: een dochter van zes jaar. Die zei: als pap straks dood is, wil ik niet alleen maar huilen. Kunnen we ook spekhappen op zijn uitvaart? Ik kijk naar de mogelijkheden en wat ik daarin kan faciliteren. Na de uitvaart werken we aan de opbouwende fase voor het gezin, waarin een gat is gevallen. Het gezin heeft een nieuwe vorm, waarin vader of moeder nog wel meedoet, maar dan wel in een andere vorm. Daarnaast regel ik ook de uitvaart. Het is een totaalpakket, daarom noem ik me geen uitvaartondernemer.”
“Hoe kleiner het lijf, hoe groter de hersencapaciteit zeg ik altijd. Wat ik vooral van ze leer, is dat zolang zij de vraag stellen, ze het antwoord aankunnen. Als volwassenen willen we graag voor kinderen zorgen. Hierdoor gaan we de waarheid verbloemen en gebruiken we eufemisme om de situatie zo dragelijk mogelijk te maken. Benoem het zoals het is, dus ben zo eerlijk mogelijk. Dat kan soms wat plastisch zijn en hard overkomen naar de buitenwereld toe. Voorbeeld: er is een groot verschil tussen de zin ‘Papa wordt niet meer beter’ en ‘Papa gaat hieraan dood’. Die eerste zin kan betekenen dat papa een griep heeft tot zijn 96 ste . "
"Als volwassenen is het normaal om het laatste te zeggen. Dat klopt dus niet en hierdoor wordt het ingewikkeld voor een kind. Papa gaat binnen nu en zes maanden dood, is echt een andere boodschap.”
“Deels komt dat vanuit het zorg willen dragen voor. We moeten als ouders goed zorgen. Het komt vanuit een vorm van goed willen doen. Ik merk ook dat het een eigen taboe is vanuit de ouders, ook in gezinnen waar ziekte al langere tijd speelt. Om hardop uit te spreken dat je partner gaat overlijden is voor veel jonge ouders een ding. Daardoor is het lastig om gesprekken te voeren met kinderen. En er is ook de angst, dat de kinderen het niet aankunnen. Ik refereer vaak aan een voorval van een lange tijd geleden."
"Op de dag van de uitvaart stond de zoon (8) mij met een zakmes op te wachten. Wanneer gaan we de armen en benen van mijn moeder afsnijden, vroeg hij. Er was verteld dat er iets met cremeren en een oven ging gebeuren. In de ochtend had hij in de oven thuis gekeken en geconcludeerd dat mama daar niet in past. Dan zullen die benen en armen eraf moeten. We kunnen dus beter heel eerlijk zijn; vertellen hoe cremeren gaat, hoe zo’n oven eruitziet en hoe het werkt.”
“Ik kom er regelmatig mee in aanraking, maar ik kan me er geen voorstelling van maken. Maar ik vind het een bijna magische fase van het leven, omdat het toch voor veel mensen nog iets onwerkelijks is. Ik tref veel mensen in hun laatste levensfase in de leeftijdscategorie 20 tot 40 jaar. Dat zijn jonge mensen, die vaak al een keer kankerpatiënt zijn geweest. Darmkanker en tumoren is mijn grootste doelgroep.”
Daar hebben we als maatschappij veel plaatjes op zitten, dat jonge mensen niet horen te sterven. “Klopt, het hospice is niet ingericht op mensen van eind dertig. Het is meer een soort bejaardenhuis. Ik merk dat we niet zijn ingesteld op jonge mensen die komen te overlijden. We vinden het heel lastig om het daarover te hebben omdat het zogenaamd tegen natuurlijk is en niet zoals het hoort. Je gaat dood als je 80 bent, niet op je dertigste.”
“Ik zie binnen de jonge gezinnen dat vrienden wegvallen, omdat ze niet om kunnen gaan met de situatie. Ze kunnen zich niet voegen in wat er speelt bij deze mensen. En dan uit ingewikkeldheid of verlegenheid trekken ze zich dan maar terug in van plaats te blijven en wellicht de verkeerde dingen te zeggen, wat prima is. Je kan zeggen: ik weet niet wat ik tegen je moet zeggen. Verder kom ik gezinnen tegen die alles tot in de puntjes willen organiseren en gezinnen waarin de vrouw zegt: mijn man heeft nog twee weken, kunnen we elkaar in de tuin ontmoeten. Hij wil het er niet over hebben.”
“
Ja, wel anders ja, ik vond het voorheen altijd heel spannend en gruwelijk en ik heb leren zien dat het ook heel mooi kan zijn en misschien wel verlichting kan brengen.” Waarom vond je het gruwelijk? “Dat heeft met mijn opvoeding te maken en de beelden en verhalen die je meekrijgt. Ik heb wel mogen ervaren dat die verhalen in dezelfde kast als de sprookjes mogen staan.”
“Als ik een terminaal zieke voor me zie, zeg een man van 38, die al een tijdje ziek is, dan kan het ook verlichtend zijn omdat het lijden daarmee ten einde komt. Ook voor het gezin kan het verlichtend zijn, omdat de zorg wegvalt. Er hoeft niet meer gejongleerd te worden tussen hockey, hospice, zorg en dit en dat nog regelen.”
“We mogen een uitvaart met een trouwerij vergelijken. Ga er op dezelfde manier mee om. Het is niet dagelijks, maar laten we erover praten. Maak er een thema van, net zoals seksuele voorlichting ook een thema is. Hoe normaler het is, hoe meer de spanning eraf gaat, en daarmee ook het onbekende. Hierdoor is er minder kans op trauma.”
“Die zit voornamelijk bij ons. De volwassenen maken er een ding van en voor de kinderen die het mee maken is het meestal geen issue. Het hoort erbij. Ze gaan er heel relaxed mee om. Kinderen kunnen het aan. Ja, het heeft een impact, maar een kind kan ook zonder een ouder verder leven.”
“Dat is ook wat we meekrijgen vanuit de media: hoe het hoort en wat normaal is. Hoe vaak zie je een eenoudergezin ergens in de media voorbijkomen dat niet onmiddellijk het stempel ‘zielig’ heeft? Het fenomeen scheiding was twintig jaar geleden ook taboe. Ondertussen is het normaal geworden en mag iedereen het weten en hebben we het er over. Maar over deze vorm van scheiding praten we niet. Ik wens kinderen toe dat het ook bij dit soort scheidingen daarover mag gaan.”
“Ik ben niet bang voor de dood, maar ik heb wel een voorkeur hoe ik de wereld wil verlaten. Als ik dan mag kiezen, wil ik overgaan door euthanasie, in mijn slaap of door een beetje een goede bloeding. Ik wil geen ellenlang ziekbed.” Komt er nog iets na de dood? “Ik denk het wel, ik weet alleen niet zo goed hoe dat er precies uitziet. Maar ik denk zeker dat er nog meer is. Ik zie bij veel kinderen dat er voor hen in welke vorm dan ook een hiernamaals is.”
Dan is er dus ook een hiervoormaals.“Klopt. Dan moet ik denken aan iets wat ik deze week las. Een meisje van een jaar of vier zag een foto van haar overleden oma. Oh, zei ze, die vrouw ken ik, dat was vroeger mijn kind.” Als er een hiervoor- en hiernamaals is, dan hebben we dus ervaring met doodgaan. “We kennen het inderdaad, dus er hoeft ook geen angst te zijn. De manier waarop kan angstig zijn, maar niet het feit dat we doodgaan.”
Lees ook: “Niemand wil rekening houden met de zwarte kant van het leven”
Adverteren op Renkum.nieuws.nl ? Onze bezoekersaantallen blijven stijgen, wat onder andere goed is voor de zichtbaarheid van onze adverteerders. Wil jij je naamsbekendheid vergroten? Neem dan voor adverteren contact op met Dolf Verschuren via de telefoon: 06 – 4025 3846 of via de mail: [email protected] . De redactie is te bereiken via [email protected] .