Per 1 januari wordt de hoogte van een aantal uitkeringen weer aangepast. Dit komt doordat deze uitkeringen gekoppeld zijn aan het wettelijk minimumloon. Het
minimumloon stijgt van 1680 naar 1684,80 euro bruto per maand. Ook worden de minimumjeugdlonen per 1 januari herzien.
Het gaat bij de aanpassingen om de
Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene Nabestaandenwet (Anw), de Wet werk en arbeidsondersteuning Jonggehandicapten (Wajong), de Werkloosheidswet (WW), de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Ziektewet (ZW) en de Toeslagenwet (TW). Maar we beginnen met de kinderbijslag.
Ouders en verzorgers van kinderen tot en met zeventien jaar ontvangen kinderbijslag. Het bedrag wordt per 1 januari aangepast in lijn met de ontwikkeling van de consumentenprijs. De bedragen per kwartaal worden:
Participatiewet
Per 1 januari 2021 stijgen de bijstandsuitkeringen. De (netto) uitkeringen voor mensen vanaf 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd zijn afhankelijk van leeftijd en gezinssituatie:
Voor gehuwden en alleenstaanden vanaf 21 jaar die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering is ook relevant of er sprake is van eigen vermogen. Onderstaand een overzicht van het vermogen dat de verschillende
groepen mogen hebben om nog in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering:
- Gehuwden / samenwonenden en alleenstaande ouders: 12.590 euro;
- Alleenstaanden: 6295 euro.
Voor mensen die een bijstandsuitkering ontvangen en in een eigen huis wonen, geldt aanvullend dat 53.100 van het vermogen gebonden aan de woning is vrijgesteld.
IOAW en IOAZ
De IOAW is bedoeld voor oudere langdurig werklozen, die geboren zijn vóór 1 januari 1965 en die 50 jaar of ouder waren toen zij werkloos werden. De IOAW is onder bepaalde voorwaarden ook bedoeld voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen. De IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen) is bedoeld voor ex-zelfstandigen van 55 jaar of ouder en voor voormalige zelfstandigen die noodgedwongen hun bedrijf of beroep moesten beëindigen. De IOAZ is onder bepaalde voorwaarden ook bedoeld voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen. De IOAW en de IOAZ vullen het gezamenlijke inkomen aan tot bijstandsniveau. Op onderstaande bedragen worden de bruto-inkomsten in mindering gebracht (klik voor vergroting).
In tegenstelling tot de bijstand wordt bij de IOAW geen rekening gehouden met het eigen vermogen. Bij de IOAW wordt wel rekening gehouden met andere inkomsten. Bij de IOAZ wordt rekening gehouden met andere inkomsten en het eigen vermogen. Van het vermogen dat iemand meer heeft dan 138.381 euro wordt jaarlijks drie procent verrekend met de uitkering. Voor mensen die een IOAZ-uitkering krijgen en die een pensioentekort hebben, geldt dat zij tot maximaal 133.535 voor aanvullende pensioenvoorzieningen mogen hebben zonder dat dit met hun uitkering wordt verrekend.
WW, WIA, WAO, ZW en maximumdagloon
Per 1 januari worden de bestaande bruto uitkeringen in de WAO/WIA, WW en ZW verhoogd met 0,28 procent, in lijn met de stijging van het brutominimumloon per dag. Het maximumdagloon gaat dan van 222,78 naar bruto naar 223,40 euro.
Wajong
De Wajong biedt jonggehandicapten een uitkering op minimumniveau. De basis waarop de uitkering wordt berekend (het bruto minimumloon), gaat per 1 januari omhoog. Ook de basisbedragen voor Wajongers beneden de 21 jaar, die worden afgeleid van de bruto minimumjeugdlonen, worden verhoogd. Exclusief vakantietoeslag worden de bedragen:
Toeslagenwet
De Toeslagenwet zorgt voor een aanvulling op een aantal uitkeringen tot het sociaal minimum. Het gaat hierbij onder meer om de WW-, WIA-, WAO-, Wajong- en ZW-uitkering. Het bedrag voor gehuwden is gebaseerd op 100 procent van het bruto minimumloon. Het bedrag voor alleenstaanden vanaf 21 jaar is gebaseerd op 70 procent van het netto minimumloon. De bedragen voor achttien- tot en met 20-jarigen zijn gebaseerd op 75 procent van het corresponderende netto minimumjeugdloon. Sinds 1 juli 2016 geldt de kostendelersnorm in de Toeslagenwet. Per 1 januari 2021 zijn de brutobedragen per dag (exclusief vakantietoeslag en afhankelijk van leeftijd en situatie):
AOW
De AOW-bedragen worden afgeleid van het netto minimumloon per maand. De hoogte van de te ontvangen AOW is afhankelijk van de opbouw en leefvorm. Voor elk jaar dat iemand is verzekerd wordt twee procent AOW opgebouwd. Iemand krijgt een volledig AOW-
pensioen als hij de 50 jaar voor de AOW-leeftijd altijd verzekerd is geweest. Het bedrag voor alleenstaanden is gebaseerd op 70 procent van het netto minimumloon, dat van gehuwden en samenwonenden op 50 procent daarvan.
Voor gehuwde of samenwonende AOW’ers van wie de partner jonger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd gelden afwijkende regels. De AOW is gebaseerd op 50 procent van het netto minimumloon (de uitkering voor een gehuwde). Daarbovenop komt een toeslag van maximaal hetzelfde bedrag (bruto 857,63 euro). Sinds 1 januari 2015 is de partnertoeslag gesloten voor nieuwe instroom. Hierop geldt één uitzondering: mensen die als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd pas na 1 januari 2015 AOW-gerechtigd zijn geworden, hebben nog wel recht op toeslag. Het gaat hier om mensen die in november en december 2014 65 jaar zijn geworden.
Als het recht op AOW al is ingegaan voor 1 februari 1994, dan valt de AOW’er onder een overgangsregeling en is het pensioen gebaseerd op 70 procent van het netto minimumloon. De toeslag voor deze AOW’ers is maximaal 30 procent. De bruto uitkeringsbedragen per 1 januari voor AOW’ers van wie het recht op pensioen is ingegaan na 1 februari 1994 zijn (klik voor vergroting):
De bruto uitkeringsbedragen per 1 januari 2021 voor AOW’ers van wie het recht op pensioen is ingegaan vóór 1 februari 1994 (89 jaar en ouder), zijn:
In bovenstaande overzichten gaat het om bedragen zonder de inkomensondersteuning AOW. Deze bedraagt 26,04 euro bruto per maand.
Anw
De Algemene nabestaandenwet (Anw) is bedoeld voor volwassenen van wie de partner is overleden en voor een kind zorgen dat jonger is dan achttien jaar of volwassenen van wie de partner is overleden en die voor meer dan 45 procent arbeidsongeschikt zijn. Het kan gaan omeen huwelijkspartner of een partner met wie ongehuwd werd samengewoond. De nabestaandenuitkering is gebaseerd op 70 procent van het netto referentieminimumloon. Weeskinderen kunnen een wezenuitkering krijgen die afhankelijk is van de leeftijd. De hoogte van de Anw-uitkering is afhankelijk van het inkomen dat de nabestaande uit werk heeft. Andere uitkeringen worden afgetrokken van het bedrag dat iemand ontvangt.
Van het inkomen uit arbeid wordt 50 procent van het bruto minimumloon plus een derde deel van wat iemand bovenop deze 50 procent van het brutominimumloon verdient niet afgetrokken van het bedrag. De Anw-uitkering vervalt als het inkomen uit arbeid meer bedraagt dan een bepaald maximum. Sinds 1 juli 2015 geldt de kostendelersnorm in de Anw. De norm is per 1 januari 2019 vastgesteld op 50 procent van het netto minimumloon.
Nabestaanden die voor juli 1996 al een AWW-uitkering (de voorganger van de Anw) ontvingen, krijgen in ieder geval een uitkering van 30 procent van het bruto minimumloon, ook als hun inkomen hoger uitvalt dan de bovengenoemde inkomensgrens.In onderstaand overzicht staan de bruto Anw-bedragen per 1 januari 2021. De bedragen zijn zonder de tegemoetkoming Anw. Deze is 17,67 bruto per maand.